Skip to main content

Onderbouw

Kinderen in de onderbouw beleven plezier aan het eindeloos herhalen van handelingen en met schijnbaar moeiteloze concentratie leren ze vanzelf. Het aantrekkelijke materiaal van Maria Montessori helpt daarbij. Maria Montessori deelde haar materiaal in naar het doel dat zij ermee voor ogen had:

  1. oefeningen voor ‘het praktische leven’. Hiermee wilde zij o.a. de zelfredzaamheid van kleuters vergroten door hen te leren zichzelf aan te kleden. Denk aan het knopenrek en strikkenrek 
  2. het ‘huishoudelijk materiaal’ voor meer motorische vaardigheid van kleuters. Schoonmaakgerei en materiaal om schoenen te poetsen. Daarnaast is er knip-, plak- en verfmateriaal dat tegemoetkomt aan de expressiedrang van het jonge kind. Ander expressiemateriaal is bijvoorbeeld de poppenhoek en de bouwhoek. 
  3. het ‘zintuiglijk materiaal’. Dit dient voor de ontwikkeling van zicht, gehoor, smaak en tastzin. Hieronder vallen de roze toren en de cilinderblokken om verschillen in afmetingen te ervaren. Bellenmateriaal, reukkokers en smaakflesjes 
  4. het ‘voorbereidend intellectuele materiaal’. Hieronder vallen de telbakjes, de schuurpapieren cijfers en letters, alsmede het ‘gouden materiaal’ voor concreet inzicht in ons tientallig stelsel. In de middenbouw vindt het kind deze concrete materialen terug, waarbij de opdrachten geleidelijk moeilijker worden. 
  5. het ‘intellectuele materiaal’. Dit komen we tegen in een verdere fase van de cognitieve ontwikkeling, waarbij de reken-, taal-, aardrijkskundige en biologische functies voorop staan. In de onderbouw wordt gedeeltelijk al kennis gemaakt met dit materiaal.